top of page

WAT DE BOER NIET KENT

‘s Lands wijs, ‘s lands eer. Of ‘wat de boer niet kent eet ie niet’. De boer hier eet héél andere dingen dan de boer in Spanje of de boer in Nederland.

Mijn moeder komt van een Spaanse familie keuterboeren en fabrieksarbeiders. Mijn opa goot dus altijd een glas rode wijn in zijn vermicellisoep. Inktvis in saus, garnalen, krab en kreeft…dat vonden wij thuis heerlijk, lang voordat de gemiddelde Nederlander een culi-freak werd. Mijn vriendinnen aten thuis diepvries spinazie met blinde vinken en Smeltjus en kregen in het weekend een Saroma gruweltoetje na. Als kind draaide ik mijn hand niet om voor een bordje slakken en trok ik mijn neus evenmin op voor een bord zuurkool. Ik vind het allemaal nog steeds even lekker.

Gerechten met inspirerende namen als futu, fufu, alloko of attiéké

gaan erin als zoete koek

Ook hier in mijn nieuwe woonplaats laat ik me graag culinair verrassen. Veel dingen bevallen goed;

gerechten met inspirerende namen als futu, fufu, alloko of attiéké gaan erin als zoete koek. Niet alles is een groot succes. Wij wonen aan de rivier de Marahoué en hier is men trots op de machoiron, ‘onze’ lokale vis die in deze rivier leeft. Lekker als je van snot met grondsmaak houdt. Gerookte vissenkoppen en de lege schalen van krabbetjes geven veel smaak aan saus en kosten weinig, maar ik vind het niet lekker.

Machoiron: Lekker als je van snot met grondsmaak houdt

Alleen al van het aanzicht van gerookte kikkertjes (seizoensgebonden godzijdank) word ik op de een of andere manier heel verdrietig en ook de landslakken laat ik liever aan mij voorbij gaan. Ik heb begrepen dat ze in Europa vaak als huisdier worden gehouden, maar hier vinden ze gretig aftrek als lekkernij en afrodisiacum.

Bij het schoonmaken van het beestje wordt de penis gespaard, want die zou extra lekker en extra goed voor de viriliteit zijn. Van dat laatste heb ik niets gemerkt en die penis smaakt naar het stukje pees dat het dijtje van de kip aan haar botje verbindt. Naar niets dus. De slak zelf heeft stevig vlees met een uitgesproken grondsmaak. Seen it, done it, tasted it. Thanks but no thanks.

Mijn grootste culinaire verrassing heb ik nooit geproefd maar ik heb er wel een paar nachten van wakker gelegen. Ik heb het geluk een hulp in de huishouding te hebben en zij heeft op haar beurt het geluk een chauffeur te hebben die zich makkelijk voor haar karretje laat spannen. ‘Madame, ik wil even een stukje richting Daloa rijden voor een bestelling. Kan dat?’ Deze vraag komt natuurlijk laat in de middag als de muggen zich beginnen te roeren maar ik ben nieuwsgierig, dus we pakken de auto en gaan op pad. Ik denk dat we op zoek zijn naar machoiron, onze lokale vis. Na een kilometer of vijf slaan we linksaf de weg af en rijden onverhard terrein op. Er hangen wat mannen onder een open hutje op de grond. Ze klinken bijdehand al versta ik er helemaal niets van want ze praten in het lokale dialect, het Baoulé.

Mijn grootste culinaire verrassing heb ik nooit geproefd

maar ik heb er wel een paar nachten van wakker gelegen

We gaan lopend op pad, de bush in. Het wordt al wat schemerig en ik let goed op waar ik mijn voeten zet op het uitgesleten paadje tussen de struiken, want je weet maar nooit wat hier loopt of kruipt. Na een paar honderd meter bereiken we het *campement waar ze hebben wat Amandine zoekt. Er staan een paar hutten rondom een stoffig veld en er is een klein open hutje voor gemeenschappelijk gebruik. Een jonge vrouw met pokdalige huid waakt over de vangst die in een bruine plastic teil ligt. Ik kijk en zie vliegen zitten op twee dode Ivoriaanse delicatessen. Ik voel rillingen vanuit mijn knikkende knieholtes optrekken richting rug, schouders en nek en kan het kokhalzen amper onderdrukken; het is dat ik me koste wat kost niet wil laten kennen. Amandine pakt een exemplaar aan zijn achterpoten op en trekt flink aan zijn vacht om te controleren hoe dik of mager het beest is. Het is een enorm cavia-achtig, ratachtig beest met lange oranje tanden ter grootte van een uit de kluiten gewassen Europese huiskat. Een Agouti. Ik heb een irrationele angst voor alle knaagdieren en zoiets enorms met royale overbeet heb ik nog niet eerder gezien.

Bush meat is verboden in verband met de ebola uitbraak

in naburige landen

Bush meat is verboden in verband met de ebola uitbraak in naburige landen, dus ik zeg dat er geen sprake van kan zijn dat we dat in mijn auto gaan meenemen. Dat ik veel kan hebben maar dat dit echt een stap te ver is voor me. Amandine onderhandelt stoïcijns door over de prijs, ik blijf bij mijn standpunt, ‘dat beest komt er niet in’, en we lopen onverrichter zake weer terug naar de auto. Ik stap in, er komen nog wat kinderen gluren, de vrouw met pokdalige huid wil graag een foto van mij maken en we vertrekken. Onderweg zegt Amandine, ‘maakt niet uit, hij was toch te duur’ en leg ik nog eens uit dat het verboden is, dat ze, afgezien van de gezondheidsrisico’s, een bekeuring riskeert en dat dit beest er bij mij niet inkomt. Punt uit.

Een week later sta ik in de keuken en kijk in een pannetje waar het eten van Amandine in pruttelt. Het ziet er goed uit en ruikt heerlijk. Als ik haar vraag wat ze aan het maken is wil ze eerst weten hoezo. Pas nadat ik heb gezegd dat het lekker ruikt en er appetijtelijk uitziet zegt ze triomfantelijk, ‘Agouti’.

bottom of page