top of page

ZWARTE KAT


Amandine en ik staan vaak samen in de keuken. Ze kookt graag en best goed, kan uit de voeten met de Europese keuken en is prettig gestoord, dus we werken prima samen. Ze kan nog wel verbeteren op het gebied van handhygiëne en ze laat me rustig ratelen over het gebruiken van aparte plastic snijplanken voor vlees en kip, maar denkt er het hare van. Als ze kip heeft gemarineerd steekt ze rustig haar vinger in de bak met rauw vlees om de smaak te testen en nodigt mij uit hetzelfde te doen. Mijn getututut hierover beantwoordt ze met subtiel rollende ogen en een onderdrukte zucht. Ik ben in ieder geval heel voorzichtig met het bereiden van ons eten en Amandine doet haar best.

Ja ik weet het. Die broek is echt vre-se-lijk, maar ik kan er geen afstand van doen.

Hij slobbert nl. zo lekker, maar die conclusie had je vast al getrokken.

Toch moet ik iets verkeerds gegeten hebben maar wát…L. heeft nergens last van. Alles wat ik in mijn mond stop komt er even hard weer uit en van de eerste vierentwintig uur van mijn aftakeling zit ik zeker 12 uur op het toilet zo lijkt het. Al gauw word ik echt beroerd. Ik neem geen vocht op en durf bovendien niets meer te eten of drinken, want elke slok water wordt acuut gevolgd door een serie maagkrampen, langdurig toiletbezoek, eventueel gecomplementeerd door een hartig potje overgeven. De derde dag ben ik zo slap als een dweil en komt de bedrijfsarts bij me kijken. Hij besluit me direct naar het plaatselijke ziekenhuis te sturen voor een onderzoek en ik krijg een verpleger mee. Ik trek een slobberbroek onder mijn slaapshirt aan, was nog even voor de vorm mijn gezicht en kruip op de achterbank van de auto.

Ik trek een slobberbroek onder mijn slaapshirt aan

en kruip op de achterbank van de auto.

Het ziekenhuis in ons dorp bestaat uit een aantal gelijkvloerse blauw-wit geschilderde gebouwen die met elkaar verbonden zijn door corridors. Overal lopen, zitten en hangen mensen. Ik sjok achter mijn verpleger aan die eerst de financiën voor me regelt. Dan gaan we naar een ander gebouw om me te registreren. Ik mag even op een onderzoekstafel liggen en doe dat dan ook meteen en ongegeneerd. Er lopen mensen in en uit de onderzoekskamer en ik heb geen idee wie ze zijn, op wie ik wacht of wat ik er doe. Dan komt iemand binnen die me wat vragen stelt, (een dokter misschien?), we krijgen een briefje mee en moeten ons ergens anders melden. Er moet bloed worden geprikt begrijp ik later.

Op naar de slachtbank.

Ook bij de afdeling bloedprikken is het druk. De wachtruimte ligt aan het einde van een corridor en is overkapt maar verder open. Net als in de andere wachtruimtes is alles wit betegeld en onwillekeurig denk ik aan een abattoir. Op naar de slachtbank. Mijn verpleger gaat even weg, hij zal zo terug komen zegt hij. Het is bloedje heet, ik ben bang dat ik het in mijn broek doe en voel me alsof ik geen enkel bot in mijn lichaam heb. In navolging van een paar andere patiënten die het niets kan schelen, besluit ik ook languit te gaan liggen op de grond naast het koele betegelde muurtje dat dient als zitplaats. In ene staat mijn verpleger over me heen gebogen en trekt me voorzichtig aan een arm omhoog. De chauffeur trekt een sprintje naar de auto, start, zet de airco voluit en rijdt zover hij kan komen richting corridor. Samen helpen ze me in de auto waar ik kan blijven liggen tot ik aan de beurt ben. Al met al duurt het prikken en wachten op de uitslag niet lang. Na een krap uur hoor ik dat ik buiktyfus heb. PARDON? Ja, buiktyfus.

Deze runner-up Lady Macbeth heeft buiktyfus opgelopen.

Deze middeleeuws klinkende aandoening, veroorzaakt door gebrekkige hygiëne heb ik, Miss Proper, deze runner-up Lady Macbeth, toch echt opgelopen. Na lang denken en elimineren van mogelijke oorzaken, blijft er maar één aannemelijke boosdoener over: een heerlijk Ivoriaans besje waar ik een takje vol van heb gekregen van een oude vrouw op de markt. Om te proeven. Een besje met een harige schil zoals die van een kiwi waarvan ik de naam niet weet. Een bes met wit glazig vruchtvlees en een pit, net een ienie mini enigszins plat lycheetje. Het enige vruchtje dat je niet kunt wassen en moet eten zoals je zonnebloempitten eet: Schil kraken tussen je voortanden, verder open sperren tussen duim en wijsvinger en het vruchtje met de tanden de mond in trekken.

Ja sorry hoor, voor deze foto. Maar zo voelt het dus wel.

Ik zie dat onschuldig ogende vruchtje nu voor wat het is: een harige verzameling bacteriën afkomstig van ongewassen poephanden. Het beeld van de uitdijende stinkende vuilnishoop op de markt dringt zich aan mij op, en voor mijn geestesoog krioelt alle viezigheid levensecht op het pluizige bolletje dat ik tussen mijn tanden heb geklemd.

Gisteren leerde ik dat het vruchtje ‘chat noir’ ofwel zwarte kat heet vanwege dat zwarte vachtje dus. Ik ben heus niet bijgelovig hoor, maar als ik dat had geweten…

Een takje vol met de boosdoeners.

bottom of page