top of page

JA HOOR, WE ZIJN WEER THUIS...

Na een lang verlof raken mijn voeten weer Ivoriaanse bodem. Ik kan mijn haren bijna horen inklinken tot de weerbarstige kluwen touw die ze hier meestal zijn. L. en Mohammed halen me op van het vliegveld en ik mag een paar dagen acclimatiseren in het hotel, want L. heeft maandagmorgen nog afspraken op het hoofdkantoor in Abidjan.

Room with a view

Het weerzien is fijn en vertrouwd, het bed heerlijk breed en comfortabel met wit beddengoed waar ik zo van hou, en ik slaap als een roos. Ik word zoals gebruikelijk vroeg wakker en laat me als een frikandel uit het bed rollen, want ik kan niet overeind komen. Ik voel een knikker achter mijn linker schouderblad zitten die pijnlijke scheuten naar mijn nek en arm uitstraalt. Het is een oude blessure uit mijn studententijd, veroorzaakt door L. die me een joviale stomp op de schouder gaf omdat hij nog niet wist hoe hij zijn ontluikende romantische gevoelens moest uiten. Deze vervelende knoop die bij wijze van verrassing mijn spieren doet verkrampen (ik weet nooit welke beweging een luid ‘AU!’ zal veroorzaken) heeft de kop opgestoken door het gesjouw van twee mega zware koffers vol met grotendeels gedoneerde cadeaus. Het is een zeer pijnlijke verrekking waar ik nog steeds niet van ben verlost.

‘Op safari voor het parlementsgebouw’

Voor we uit Abidjan vertrekken gaan we zoals altijd eten bij ons favoriete Vietnamese restaurant en doen we boodschappen voor drie weken. Ik besluit geen wijn in te slaan want ik heb in Nederland genoeg binnen gekregen tijdens lunches, etentjes en borrels met vrienden en familie. Of gewoon zo maar omdat het zo goed smaakt bij mijn culinaire hoogstandjes, die ik uiteraard selecteer op compatibiliteit met wijn.

Op de achtergrond het parlementsgebouw met de immer aanwezige kraan die de buitenboel schoon houdt. Ik heb me

onlangs laten vertellen dat het gebouw leeg staat omdat de geplande, gedwongen verhuizing vh parlement van Abidjan naar

Yamoussoukro is mislukt. Deze foto stamt overigens nog uit de tijd toen ik dacht dat het niet erger kon. Ik heb me vergist.

Het lijkt of in de twee maanden die ik in Nederland heb doorgebracht er veel is veranderd in Abidjan. Ik vind het opgeruimder, frisser. De gebouwen ogen minder kapot geschoten en vervallen, alsof er veel is gerepareerd en een lik verf heeft gehad, en er ligt minder troep in de straten. Is dat gewenning of is het echt zo? Waarschijnlijk is er echt wel wat gebeurd want als we door Yamoussoukro rijden vind ik de puinhopen erger dan ooit. Er worden hele bergen grond omhoog geduwd uit de gaten in de weg terwijl andere gaten zijn volgelopen met het water van de laatste regenbui. L. zegt droogjes, ‘Op safari voor het parlementsgebouw’ als we zigzaggend om de reuze molshopen en plassen op de doorgaande weg van onze hoofdstad proberen te manoeuvreren. Met wisselend succes.

‘Djeezus, wat is dít?’

Het ‘Ha thuis!’ gevoel wanneer de poort van onze compound open gaat wordt al snel opgevolgd door ‘Djeezus, wat is dít?’ als we langs het zwembad naar ons huis rijden. L. heeft niet overdreven. Door alle werkzaamheden voor de uitbreidingen van zijn limonadefabriek hebben ze tijdelijk een enorm ruimtegebrek. Het fabrieksterrein staat vol met bouwmaterialen, machines en tanks die nog op hun plek moeten worden gezet en aangesloten. Intussen moeten er gewoon drankjes worden gemaakt en dus staat mijn straatje vol met grote, in plastic verpakte pakketten met nieuwe flessen. De één na de ander.

Links zie je nog net de auto in onze carport staan. Dit weggetje leidt naar het zwembad dat ah einde wd weg rechts ligt.

Vanmorgen heb ik even bij het zwembad gelegen. Om er te komen moest ik langs pakweg tweehonderd meter erehaag van nog verpakte, maagdelijke emballage lopen. Terwijl ik heerlijk op mijn luie reet in de zon bij het zwembad lag te lezen, passeerde een steekwagen iedere vijf minuten met een nieuw pakket om die te deponeren op het veldje naast mijn huis.

Ik woon niet bíj maar óp een fabriek. Spijt van die wijn zeg….

bottom of page